De mispelblom
Plantkundige uitleg:
De mispelaar
De botanicus Linnaeus gaf aan de mispelaar de latijnse naam 'Mespilus
Germanica L.' omdat hij dacht dat die in Duitsland van nature groeide.
Vermoedelijk hebben de Assyriërs en de Babyloniërs de mispelaar gecultiveerd
en is deze door de Romeinen uit Klein-Azië naar Europa gebracht.
De mispelaar behoort tot de rozenfamilie (Rosaseae). Wereldwijd zijn er niet
meer dan een paar dozijn variëteiten. In dezelfde rozenfamilie zijn er nog twee
geslachtsnamen die eindigen op mispel, nl. de 'dwergmispel' (geslacht
Cotoneaster) en de 'rotsmispel' (geslacht Amelanchier of krentenboompje). In
België en Nederland worden mispelaars slechts zelden gecultiveerd; ze komen
vooral verwilderd voor. Openluchtmusea gaan er zelfs prat op een exemplaar te
bezitten !
De mispelaar is een uiterst zonneminnende forse heester of knoestige boom die
1,5 m tot 6 m hoog kan worden. Wilde exemplaren hebben takdoorns, de
gecultiveerde exemplaren zijn meestal ongedoornd. Kenmerkend zijn de langwerpige
gaaf gerande bladeren met korte steel die van onderen viltig zijn, net als de
twijgen. De mispelheester of boom is zelfbevruchtend zodat er geen twee
exemplaren voor bestuiving nodig zijn. De mispelaar bloeit bijzonder mooi in
mei-juni. Op het einde van de twijgen verschijnen zoetig geurende alleenstaande
grote bloemen. Met hun witte kroon lijken ze wat op kleine wilde rozen. De
mispelheesters of -bomen houden van overvloedig zonlicht en een kalkrijke, niet
te natte grond. Pas na drie of vier jaar geeft de struik vruchten.
De mispels
Uit de prachtige bloemen komen de goudbruine vruchten, zo groot als een
walnoot. Omdat de mispel vijf pitten bevat (en niet één zoals de bv. de kers)
klasseert men de mispels bij de 'samengestelde steenvruchten'.
Geliefd in de middeleeuwen:
Mispels waren erg geliefd in de middeleeuwen; men vond ze
terug op vele landerijen en landerijen. De mispels werden gewijd aan de god
Kronos (door de Grieken) en Saturnus (door de Romeinen). De mispels werden ook
medicinaal gebruikt (zie verder). In de middeleeuwse heraldiek vinden we
dikwijls de mispelbloem terug, zoals bij de Graven van Gelre. De vijf smalle, spits toelopende, golvende
bloembladen tooien vele wapenfiguren. Kenners wijzen er op dat de mispelbloem op
de wapenfiguren niet mag worden verward met het vijfblad en de Gelderse roos
maar dat wordt vaak in de wind geslagen.
Het harde hout van de mispelboom werd ondermeer gebruikt voor tanden in raderen
en getande houten cilinders voor molenwerk en tot op vandaag voor wandelstokken.
De mispelaar steunt dus letterlijk de mens in de winter van het leven via zijn
hout en via de voedzame vruchten.
De mispel, uitgelezen wintervoedsel:
Mispels zijn aanvankelijk zeer hard: je kan er letterlijk je tanden op breken. Ze worden pas eetbaar én lekker als ze overrijp of 'beurs' zijn. Vooral na de eerste nachtvorst (november) worden de vruchten zachter en krijgen ze meer smaak. Het vruchtvlees moet dus week worden, in de volksmond 'rot' worden. Denk aan de uitdrukkingen die we ook in Van Dale terugvinden : "Zo rot als een mispel" en "mispelrotte uitvluchten".
De mispel in de volksgeneeskunde:
De mispel werd van oudsher op landgoederen en in
kasteeltuinen gehouden om de uitgesproken laxerende werking van het vruchtvlees.
Mispels werden in die tijd ook gebruikt om de menstruatiepijnen te verlichten.
Beschreven staat dat mispels bekend waren om hun effectief helende eigenschappen
bij ernstige bloedingen, nierstenen, ingewandstoornissen en hemorroïden.
De zaden bevatten het giftige hydrocyaanzuur (het bestanddeel dat amandelen hun
typische smaak geeft); het kauwen van meerdere pitten moet dus vermeden worden.
De mispel in de keuken:
Rauw gebruik
De fijnproevers gebruiken de mispel enkel rauw. Het vruchtvlees moet
overrijp zijn, de buitenkant moet echter nog gaaf ogen. De schoongemaakte vrucht
(even wassen en met een doek drogen) kan als het ware opgezogen worden; het
sappige vruchtvlees smaakt zoetzuur en licht kaneelachtig. Het vruchtvlees kan
ook verwerkt worden in pudding, sorbet en bij de warme vegetarische maaltijd (in
bv. zoete dipsaus).
Mispelgelei
Gelei van mispels is van oudsher gewaardeerd als een delicatesse. De
mispelgelei wordt bereid door de vruchten in een pan net onder water te zetten
en te stoven totdat ze gaar zijn. De gare vruchten worden door een zeef gewreven
tot moes. Per 750 cc mispelpuree wordt er 500 g rietsuiker toegevoegd en gekookt
tot de vloeistof de gewenste dikte krijgt. De verkregen mispelgelei kan men
laten afkoelen in glazen of stenen geleipotten.